Vélocipède

In Nederland neemt de fiets als transportmiddel een unieke plaats in. Inmiddels telt ons land meer fietsen dan inwoners. De vélocipède die u bij ons ziet, vormt een mijlpaal in die ontwikkeling. Deze dateert uit 1869 en het is een schenking van het Openluchtmuseum in Arnhem. Dit pronkstuk laat tevens zien dat er nog wel wat innovaties nodig waren om tweewielers zo populair te maken als ze nu zijn.

Toch komen we zelfs het allereerste idee voor een tweewieler nog altijd tegen in het hedendaagse straatbeeld. Maar we geven het onmiddellijk toe: de loopfiets waar onze peuters en kleuters hun fietsvaardigheid op ontwikkelen ziet er wel een beetje anders uit dan de eerste loopfiets anno 1771. Die was zelfs nog niet bestuurbaar!

Het idee dat de mens zich per tweewieler sneller kon verplaatsen dan lopend, werd desondanks omarmd. Bijvoorbeeld door de Duitse houtvester Karl Drais. Hij bouwde in 1816 een houten ‘draisine’ en een jaar later legde hij met een 22kg wegend prototype binnen een uur 13km af. Nog weer twee jaar later bouwde de Engelsman Denis Johnson een verbeterd exemplaar. Zijn loopfiets had een gewelfd frame, zodat hij bij dezelfde zithoogte grotere wielen kon monteren.

Maar men zag de commerciële waarde niet en de ontwikkeling stagneerde. Totdat kinderwagenbouwer Piere Lallement in 1862 op het idee kwam de loopfiets te voorzien van een wat groter voorwiel met pedalen. Hoewel de Britten deze vélocipède met metalen banden uitscholden voor ‘boneshaker’, ontketende hij op de macadamwegen* van Parijs een rage.

Met een steeds groter voorwiel werd de snelheid opgevoerd. De ‘hoge bi’ die zo ontstond, vereiste  steeds meer  lenigheid en acrobatisch vermogen. Wie die niet bezat of zich er niet aan waagde, stapte voor (meestal haar) fietsvermaak op een driewieler  met een stoeltje tussen twee enorme (achter)wielen en het kleine wiel aan de voorkant.

Intussen bouwde de Duitser K. Meyer, geïnspireerd door tekeningen van een Parijse horlogemaker, de eerste fiets met kettingaandrijving. En in Engeland introduceerde ‘hoge-bi’-bouwer John Starley de Rover Safety, een zogeheten veiligheidsfiets. Dat was in feite het prototype voor alle hedendaagse tweewielers. Waarbij de introductie van kogellagers en de luchtbanden van John Dunlop veel bijdroegen aan het succes. Bovendien werd fietsen maatschappelijk geaccepteerd; het was een gezond en beschaafd vervoermiddel, zelfs voor dames.

Daarna is de ontwikkeling niet meer te stuiten en verschijnen niet alleen fietsen, maar ook motorfietsen, brommers in het straatbeeld. En die ontwikkeling gaat nog altijd door…

Hoeveel soorten fietsen – al dan niet gemotoriseerd – kent u eigenlijk? En hoe zit het met de scooter, die ziet er immers veel minder uit als een fiets? We zijn benieuwd naar uw antwoorden en kijken uit naar uw bezoek!

*De macadamweg is genoemd naar de Schot MacAdam en speelde een belangrijke rol in de ontwikkeling van het wegtransport. We vertellen u daar graag nog (veel) meer over!